De middelbare school

Gepubliceerd op 30 mei 2023 om 11:36

Eindelijk was het dan zo ver. Ik kon de basisschooltijd achter mij laten en ik keek uit naar een nieuw begin op de middelbare school. Ik hoopte op een rustige periode in mijn leven, zonder pesterijen. Al snel leerde ik Marije kennen. Zij was ook een wat alternatiever meisje en onze karakters pasten goed bij elkaar.

Marije werd al snel een goede vriendin van mij en dat maakte het naar school gaan een stuk aangenamer. Tijdens de onderbouwperiode van de middelbare school werd ik minder gepest, maar het speelde helaas altijd nog wel op de achtergrond mee. Gymnastiek was bijvoorbeeld altijd een probleem. Ik was nog steeds wat zwaarlijviger, onhandig en niet de snelste. Ik werd dus met tegenzin als laatste gekozen tijdens de gymles. Ik kreeg dan wel eens nare opmerkingen naar mijn hoofd, zoals: “ze is ook te dik om te kunnen rennen!” en: “Ze is zo vet als een varken. Je moet haar niet kiezen met gym, want dan heb je geen kans meer om te winnen.” Dit soort opmerkingen was ik gewend om te krijgen vanuit de basisschool, maar niet al het pestgedrag leek op dat van de lagere school. Zo maakte ik voor het eerst kennis met het fenomeen ‘roddelen’, iets waar de meiden op mijn school graag tijd aan besteedden. Er werd veel achter mijn rug om over mij gepraat. Via, via moest ik dan te horen krijgen wat voor pijnlijke opmerkingen, of uitspraken de klas rond waren gegaan. Het roddelen van de meiden ging overigens ook altijd over mijn postuur. Helaas bleef het niet bij roddelen en gingen deze leerlingen mij ook wel eens te lijf. De volgende gebeurtenis staat mij nog goed bij. Tijdens een van de schoolpauzes wilde ik een snack uit de snoepautomaat halen, die in de aula stond. Nog voordat ik het zag aankomen, werd ik hard geduwd. Ik viel bijna achterover en de Snickers, die ik had willen eten, van mij afgepakt. De meiden giechelden en zeiden heel hard: “We doen dit voor je eigen bestwil, dikkertje, anders word je nog vetter.” Omstanders lachten mij uit en maakten de situatie nog erger door naar mij te wijzen, te lachen en naar anderen te schreeuwen om te komen kijken.

Deze gebeurtenis bleef mij de weken die volgden achtervolgen. Er werden regelmatig grappen en kwetsende opmerkingen gemaakt over mijn poging om snoep uit de automaat te halen. Zo gooide een groepje jongens snoep op mij en zeiden ze: “Hier vetzak eet dit ook nog maar op, want dan word je nog dikker en dat is toch wat je wilt?” Ook hielden ze vaak hun snack voor mijn neus en dan zeiden ze: “Jammer voor je speknek, jij bent al dik genoeg.” Door dit soort situaties was ik op mijn hoede voor pesterijen. Ik was bang om aangevallen te worden, of emotioneel pijn gedaan te worden. Ondanks deze angst hield ik mij wel groot. Ik liet mij niet gek maken door de pesterijtjes. Ik hield mijn rug recht en stak mijn koppie hoog. Gelukkig was ik minder kwetsbaar geworden voor pesterijen, omdat ik onderdeel was geworden van een groep. Samen vormden we een gezellige, stabiele vriendengroep. Er werden meestal gezellige gesprekken gevoerd. Toch luisterde ik maar met een half oor mee, want ik sloot mij meestal wat af en hield mij op de achtergrond. Ik wilde het liefst onzichtbaar zijn. Verder zat ik vaak met mijn neus in de lesboeken, om nog één keer de theorie voor een tentamen door te nemen. Ik was erg onzeker en dat voedde mijn perfectionisme. Voor mijn gevoel was ik nergens goed genoeg in. Studeren kon ik wel best goed en daar moest ik dan van mijzelf ook in uitblinken. Ik wilde deze schoolperiode zo perfect mogelijk afronden. Vanaf dag één op de middelbare school functioneerde ik onder een te hoog stressniveau. Dat kwam door het alert zijn op mogelijk gevaar voor pesterijen en door de prestatiedrang die ik in mij had. Ik kan dus niet zeggen dat de eerste en tweede klas makkelijk voor mij waren. Mijn perfectionisme en bewijsdrang zaten mij flink in de weg. Na schooltijd leerde ik none-stop en mijn ouders moesten mij altijd tegen middennacht van mijn huiswerk af slepen. Zij probeerden mij ervan te overtuigen dat ik meer dan genoeg tijd besteedde aan school en moedigden mij juist aan om wat meer plezier te maken en tijd te besteden aan mijn sociale contacten.

“Als ik een onvoldoende haal, dan is het jullie schuld!” riep ik dan naar ze. Voor mij was mijn best doen, of een zes halen, niet goed genoeg. Ik twijfelde in deze periode erg aan mijn kunde en was erg onzeker over het halen van cijfers. Goede schoolprestaties gaven mij op dit moment een gevoel van eigenwaarde. En dat kon ik goed gebruiken, want mijn eigenwaarde was door mijn verleden met pesten behoorlijk verdwenen. Ik liep op mijn tenen en kon het studeren bijna niet volhouden. Toch wierp het leren zijn vruchten af, want ik kwam over het algemeen thuis met mooie cijfers. Dat perfectionisme eiste alleen wel steeds meer zijn tol. Regelmatig was ik ziek, gewoon een kwestie van slaaptekort en mijzelf overvragen. Ook liep ik hier al vast in het vormen van een eigen identiteit. Ik beperkte namelijk mijn sociale contacten, besteedde nauwelijks nog tijd aan hobby’s, kon mij niet meer ontspannen, deed geen sport en ik probeerde geen nieuwe activiteiten uit. Ik identificeerde mij met de cijfers die ik haalde. Haalde ik goede cijfers dan was ik een waardevol persoon. Zodra ik minder goed presteerde, voelde ik mij gefaald als mens. Eigenlijk waren mijn gedachten irreëel en was ik veel te veeleisend. Ik had een kritische stem in mijn hoofd, die mij altijd naar beneden haalde. Deze stem kon alleen tot bedaren worden gebracht, met mooie cijfers. Thuis verliep alles goed. Het was nog steeds de plek waar ik mij het liefste bevond. Ik vond het moeilijk, maar ik liet Marije wel toe in mijn veilige bubbel en zij kwam dan ook regelmatig op bezoek. Thuis waren de dagen nog steeds erg gestructureerd. Als ik uit school kwam, begon ik altijd meteen met leren en dit hield ik vol totdat het tijd was voor het avondeten. Tijdens het studeren vergreep ik mij meestal aan een grote hoeveelheid ongezond eten. Ik troostte mijzelf met eten, nadat ik weer een schooldag “had overleefd”. Na het studeren en het overeten van mijzelf, was het tijd voor het avondeten. Ik had behoefte aan vaste eettijden en daarom begonnen mijn ouders, broertje en ik elke dag rond half zes met eten. Daarna keek ik elke dag tv met mijn ouders, totdat ‘Goede tijden, slechte tijden’ afgelopen was.

Om half negen ging ik weer aan het leren. Dit kon wel tot middernacht duren. ’s Avonds zette ik mijn tas met boeken al klaar. Op mijn bureau legde ik mijn kleding voor de volgende dag alvast klaar. Evenwijdig hieraan legde ik mijn ondergoed, toilettas, deo, parfum en tandenborstel. Alles lag perfect symmetrisch naast elkaar op mijn bureau. Door deze vaste routine had ik minder last met opstartproblemen in de ochtend. ’s Ochtends had ik denk ik altijd meer tijd nodig om op te starten, dan een gemiddeld kind. Ik ging eerst douchen, deed mijn kleding aan, kamde mijn haar, deed wat foundation op, dan mascara en lipgloss, vervolgens pakte ik mijn tas en schoenen en ging naar beneden. Elke dag was ik weer gefrustreerd, als ik mijzelf opmaakte in de spiegel. Ik vond mijn puberhuid met pukkels verschrikkelijk en ik vond het moeilijk mijn uiterlijk te accepteren. Ook nooit was ik tevreden. Vaak had mijn moeder, of mijn vader, al een ontbijtje voor mij klaargezet, als ik beneden kwam. Dat scheelde gelukkig weer tijd. Ik at mijn brood en dronk mijn melk, terwijl ik het nieuws keek. Daarna pakte ik mijn lunch uit de koelkast. Mijn vader smeerde mijn brood altijd de avond van te voren. Op het ene broodje iets zoets en op mijn andere twee boterhammen iets hartigs. Ik hoefde mijn lunch dus alleen maar even te pakken en in mijn tas te doen. Vervolgens deed ik mijn schoenen aan, dan mijn jas en als laatst deed ik mijn rugzak om. Dan was ik eindelijk klaar om op mijn fiets te stappen. Elke ochtend zwaaide mijn moeder, of vader mij uit vanuit de deuropening. Ik fietste altijd naar een vaste ontmoetingsplek waar ik vaak op Mirthe en/of andere klasgenootjes wachtte. Samen fietsten we dan naar school en dan kon de schooldag beginnen. Deze structuur herhaalde zich élke schooldag. De routine gaf mij rust en een gevoel van controle. Ik deed er werkelijk alles aan om zo goed mogelijk te presteren op school en de routine had ik nodig om dat overmatig presteren aan te kunnen.

Naast alle verplichte vakken koos ik Duits, natuurkunde, scheikunde, wiskunde B en dus het Technasium. Omdat ik de bètavakken erg moeilijk vond, kreeg ik twee dagen in de week ‘s avonds bijles. Ik ging er elke week naartoe om aan mijn natuurkunde te werken. Ik vond de bijlessen verschrikkelijk, omdat vooral de kakkers en de populaire leerlingen er gebruik van maakten. Gelukkig waren er ook een paar buitenbeentjes die bijles kregen. Ik interesseerde mij nog niet echt in jongens, maar hier liep een jongen waar ik voor het eerst ‘kriebels’ van in mijn buik van kreeg. Dat was helemaal nieuw voor mij! Ik dacht alleen maar: hij vindt mij toch niet leuk, omdat ik dik ben. Ik keek op dat moment zonder zelfwaarde naar mijzelf. De zelfwaarde die ik bezat, haalde ik nog steeds uit presteren op school en het halen van zo hoog mogelijke cijfers. Op school werd het pesten ook weer erger, dus dat zal mijn zelfbeeld ook niet goed hebben gedaan. Zelfs leraren hadden het nu op mij gemunt. In een les Engels was er een opdracht waarin varkentjes stonden afgebeeld. Mijn leraar Engels zei: “Nou Sanne, omdat jij lijkt op het grootste roze biggetje, mag jij de volgende vraag beantwoorden.” De hele klas lag dubbel en ik voelde mij zo vernederd! Ik kon er met mijn hoofd niet bij dat een docent zoiets zei. De hele klas moest lachen en ik werd weken lang het dikke, roze biggetje genoemd. Er werd naar mij geknord als ik leerlingen in de gang voorbij liep en ik werd nageroepen en -gewezen. Dit was het begin van alle ellende. Tijdens een les wiskunde ging het over gewichten op een weegschaal. Natuurlijk kon één van de populaire kinderen het niet laten om te zeggen: “Dan moet je Sanne niet bij deze opdracht hebben, want ze is zo dik!” En nu was er in elke les wel een voorbeeld waar ze mij op mijn gewicht konden pakken.

Ik begon mij weer steeds ongelukkiger te voelen en ik was constant op mijn hoede. Het liefst was ik alléén, want dan kon niemand mij belachelijk maken. ’s Middags begon ik steeds vaker mijn lunch op het toilet te eten en mij daar ook te overeten. Dat leek voor mijzelf de enige uitweg om met mijn emoties om te kunnen gaan. Tijdens het eten focuste ik mij op alle teksten, die op de muren in het hokje van het toilet waren geklad. Zo langzamerhand kende ik al die lelijke, misselijkmakende, denigrerende teksten uit mijn hoofd. Soms haalde ik, als niemand keek, wat troostvoer uit de snoepautomaat in de aula voordat ik mij opsloot in de toiletten. De pauzes op het toilet doorbrengen, voelde eenzaam. Toch zat er voor mij niks anders op. Het was beter dan nageroepen en –gekeken te worden. Het schooljaar duurde voor mijn gevoel ontzettend lang. Elke minuut die wegtikte, leek wel een uur te duren. Toch brak op een gegeven moment de eindexamenperiode aan. Tijdens mijn examenjaar zat ik behoorlijk in de stress. Mijn ouders hadden het er nog met mij over gehad of het niet verstandig was om deel te nemen aan een faalangsttraining. Mijn docenten gaven aan dat dit absoluut niet nodig was en ik verschool mij achter hun besluit. Ik had zo’n soort training helemaal niet nodig. Ik wilde geen hulp en juist bewijzen dat ik alles zélf kon. Daarnaast zat ik er helemaal niet op te wachten om deel te moeten nemen aan een groep waar ik blootgesteld zou worden aan allemaal onbekende mensen. Ik was bang voor de oordelen van leeftijdsgenoten en de angst buitengesloten of gepest te worden was groot. Ik wilde alle mogelijke situaties waarin ik gepest zou kunnen worden uit de weg gaan. Dat ik de optie om faalangsttraining te volgde wegwuifde, was pure tegendraadsheid van mij. Ik besefte mij namelijk ook wel dat ik een ongezond grote angst had om te falen!

Ik leerde en leerde, maar op een gegeven moment kon ik alleen nog maar naar de boeken staren en sloeg ik totaal geen informatie meer op. Ik vroeg mij af hoe ik mijn examens moest gaan halen, want ik had alle vakken gekozen waar ik slecht in was. In de tussentijd werd ik door mijn beste vriendin, Marije, verrast met een blind-date. Dit bleek de oudere broer van een gemeenschappelijke vriendin van ons te zijn. Dit was de eerste keer dat iemand van het mannelijke geslacht interesse in mij had en dit ook uitsprak. De blind-date is er nooit gekomen, maar ik kreeg wel contact met de desbetreffende man. Voor het eerst kreeg ik te maken met nieuwe gevoelens, die ik nog helemaal niet kon plaatsen. Was ik dit keer wél verliefd? Of wilde ik alleen een goede vriendschap? Ik was totaal in de war. Ik leerde voor mijn tentamens, maar was tegelijkertijd bezig met betekenis geven aan de nieuwe gevoelens die mij ineens overspoelden. Ik kon mijn hoofd moeilijk bij het leren houden. Uiteindelijk lukte het mij om het leren weer op te pakken en stortte ik mij vol op de theorie. Ondanks het goede leren bleef ik onzeker over mijn competentie. Ik heb elk tentamen in paniekerige staat gemaakt. De eindexamens waren pittig en ik was er niet zeker over, of ik dit jaar wel zo slagen. Na het afleggen van alle examens, braken er dagen aan waarin ik alleen maar kon wachten en kon hopen. Op een warme, zonnige dag wachtte ik op het telefoontje van mijn mentor met het verlossende antwoord. En raad eens? Mijn mentor belde mij vóór 12 uur en dat zou betekenen dat ik gezakt was! Gelukkig bleek dit om een andere Sanne te gaan, wat ik echt heel sneu voor haar vond, maar ik bleek geslaagd te zijn!

Ik was geslaagd! Wat was dat een ontzettende opluchting. Ik kon vijf jaar aan stress en prestatiedrang afsluiten. Én ik had mijn wiskundedocent bewezen dat ik wél competent genoeg was de bètavakken en wiskunde B te kunnen halen. Ik was als een klein kind zo blij en thuis werd mijn slagen groots gevierd. Familie en vrienden kwamen op bezoek en mijn moeder had een lopend buffet georganiseerd. Iedereen op het feestje zat er voor mij om te vieren dat ik geslaagd was. Ik had een nieuwe, mooie, paarse jurk aan (die ik speciaal voor het slagen had gekocht met mijn moeder in de stad) en er was taart en ik kreeg cadeautjes. Van mijn ouders kreeg ik een ketting met een klein diamantje erin en een ring met daarin de datum van mijn slagen gegrafeerd. Ik voelde mij heel erg speciaal. En wat was ik opgelucht! Eindelijk was de druk even van de ketel af en kon ik genieten van een mooie zomervakantie. Na de zomervakantie zou ik beginnen aan de studie Industrieel Product Ontwerpen aan Hogeschool Windesheim. Ik koos voor deze studie omdat het een soort vervolg was op het Technasium. Dat had mij veel plezier gegeven, dus ik verwachtte hetzelfde van de door mij gekozen vervolgstudie.


Nooit had ik verwacht, dat dit komende jaar het begin zou zijn van een jarenlange strijd tegen psychische klachten…


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.